De heemkundige kring Den Hert Ingelmunster zet zich in voor de studie, het erfgoed en het behoud van de lokale geschiedenis, tradities en volksgebruiken van de gemeente Ingelmunster.
Naar aanleiding van Open Monumentendag 2013 werd Hoeve Deefacker in de Meulebekestraat in de kijker gezet. Den Hert organiseerde toen in samenwerking met de gemeente Ingelmunster, de Landelijke Gilde en andere verenigingen enkele rondleidingen op het domein. Bijna duizend bezoekers bezochten de boerderij en genoten van de tijd van toen. Hoog tijd om nog eens de rijke geschiedenis van één van de oudste boerderijen van de gemeente te belichten. (door Brecht Demasure)
1. Boerderijen in Ingelmunster
Boerderijen zoals Deefacker lagen doorgaans buiten de dorpskern, slechts enkele sloten bij het dorp aan. Op het erf van de hoeves stond losse bebouwing in de bekende L- of U-vorm. Het oudste type was langgevelig zonder verdiep met de zolder als graanopslagplaats. De bijgebouwen flankeerden de boerenwoning. Wanneer rond 1900 de cichorei-asten verschenen, werden ze gebouwd aan de rand en nabij de hoevetoegang. Het brandgevaar was zo minimaal en aan- en afvoer verliep vlot.
Het aantal landbouwbedrijven daalde stelselmatig vanaf de negentiende eeuw. Rond 1846 bewerkten zoveel mogelijk mensen een stukje grond. Het is moeilijk om hen allemaal als landbouwer te kwalificeren. Bij een telling van 1900 besloot men dat iedereen die een paard had, zich boer mocht noemen. Dat waren er niet zoveel. In 1900 telde men 26 hofsteden met één paard, 20 hoeves met twee paarden, 5 hoeves met drie paarden en 3 hofsteden met vier paarden. Daarnaast waren er 139 boerenhoven met enkel hoornvee. In totaal waren er rond de eeuwwisseling zo’n 193 boerderijen in Ingelmunster. In de loop van de twintigste eeuw daalde het aantal hoeves sterk. In 1929 waren er 188, in 1959 nog 158 en in 1994 een 100-tal (inclusief bloemen- en groentenkwekers). In 2010 waren er volgens de landbouwenquête (ADSEI) 69, waarvan 5 buiten werking.
Na 1950 veranderden de boerderijen van uitzicht: ze groeiden uit tot moderne en economisch meestal goed gerunde ondernemingen. De omsloten, beschutte groene hofplaats met toegangspoort maakte plaats voor een open, meer toegankelijke ruimte losstaande, grote gebouwen. De boerderijen werden vaak opgetrokken uit beton (stallen) en glas (serres).
Aantal hoeves in Ingelmunster volgens oppervlakte (1929-2010)
1-5 ha | 5-10 ha | 10-20 ha | + 20 ha | Totaal | |
1929 | 126 | 35 | 19 | 8 | 188 |
1959 | 87 | 40 | 24 | 7 | 158 |
1980 | 94 | 35 | 25 | 7 | 161 |
2010 | 22 | 12 | 20 | 10 | 64 |
Bron: Verscheure, Ingelmunster na de Franse Revolutie, 151. Landbouwenquête mei 1980, mei 2010.
2. Hoeve Deefacker tijdens het Ancien Régime
Dieven Acker, later Deefacker, slaat op de Dieve- of Devebeek, die aan de rand van bepaalde akkers slingert. De Devebeek vormt voor een stuk de oostelijke grens met Meulebeke en loopt ongeveer 2000 m op het grondgebied van Ingelmunster. Ze loopt ten oosten van het ‘Goed ter Kruysen’ en de Beelshoek naar de Mandel.
Hoeve Deefacker is één van de oudste hoeven van de gemeente. De oudste documenten van 1498-1499 behandelen de verkoop van ‘’t Goet te Deefacker’. Vincent van Helsen, poorter van Brugge, en jonkvrouw Marie Vande Woestyne, bevestigden dat zij van Jan Bouckaert ‘78 ponden grooten Vlaemsche munte’ ontvingen voor de betaling van twee lenen. Beide, genaamd ‘den Deefacker’, lagen in de parochie van Ingelmunster en waren gehouden van de heer van Cleve en Wouter Vander Gracht.
Omstreeks 1630 was Deefacker een leen van de heren van Dadizele (familie de Croix). Het domein werd gepacht door Pieter Vande Kerckhove en had een oppervlakte van 12 bunder. Volgende beschrijving dateert uit 1682: “’t Goet ende Heerlickijde van Deefacker ende es een behuijsde hofstede palende ande strate loopende van Inghelmunster vande Mullebeke met de coutters opde noortzijde vande selve strate ende ander landt daermede gaende, groot onder hofstede, landt, water ende meersch twaalf bunder ofte daerontrent”.
In 1736 bedroeg de oppervlakte van het Goed van Deefacker liefst 54 hectare (in 1850 was dat 31 hectare). Marie-Albertina de Plotho, zus van de Ingelmunsterse baron Theodore de Plotho, huwde in 1752 met hoeve-eigenaar Joseph de Croix, heer van Dadizele en graaf van Moen. Hoeve Deefacker bleef familiebezit van de Croix tot in het begin van de twintigste eeuw. Ze verkochten het domein aan de Noord-Franse adellijke familie de Vogüé.
Een staten van goed (inventaris bij overlijden) uit 1745 biedt een interessant beeld van de hofstede en omgeving: “Eerst ende behuijsde ende bewalde Hofstede becleedt met woonhuijs stalling(hen), ovenbeur, groote scheure, schaep ende coeijstallen mitsgh(aede)rs waeghenhuijs ende poorte, groot in erfve met den boomgaert.” Deefacker beschikte ook over paardenstallen, schuren, ‘witte bomen’, fruitbomen, meersen en een schaapsweide. Het ganse domein was 193 ponden, 13 schellingen en 4 denieren waard.
Op de Ferrariskaart (1771-1777) staat hoeve Deefacker aangeduid als een volledig omwalde site met losse bestanddelen. Op de Atlas der Buurtwegen (1841) is een omwalling ten westen en ten zuidwesten te zien, dit laatste stuk werd naderhand gedempt.
3. Deefacker in de negentiende eeuw
Martinus Verhaest, gehuwd met Isabelle Ghekiere, was de pachter van Deefacker rond 1750. Zoon Franciscus trouwde met Anne-Marie Demaré uit Meulebeke en baatte de hoeve uit. In 1814 – tijdens de Franse periode – was Franciscus (Frans) Verhaest een tijdje burgemeester van Ingelmunster. Jan Ghislin Verhaest (1828) was een kleinzoon van en trouwde in 1859 met Philippina Galle uit Zuienkerke. In 1860 waren dit de pachters van Deefacker.
Jan Ghislin Verhaest sloot zich in 1850 aan bij de opkomende liberale partij van Ingelmunster. Verhaest was een liberale geest. Tijdens de schoolstrijd van 1879-1884 kwam hij in conflict met zijn huurbaas – de graaf van Croix, een familieverwant van baron Descantons de Montblanc. Beide kasteelheren behoorden bij de oude landadel of grootgrondbezitters, beschermers van de kerkelijke overheid. Verhaest was burgemeester van Ingelmunster van 1882 tot 1884, tot de val het liberale landsbestuur.
Graaf de Croix was de pachtersfamilie Verhaest genegen zodat Maria-Theresia Verhaest (1833), nicht van Jan, samen met echtgenoot Pieter Lammertyn (Meulebeke, 1829) Deefacker kon huren. Op 13 november 1884 nam het echtpaar hun intrek op de hofstede. In 1902 was Pieter medeoprichter van de wettelijke parochiale boerengilde. Hij was ook lid van de kerkraad en zes jaar gemeenteraadslid van Ingelmunster. Het koppel kreeg negen kinderen.
Marie-Mathilde (1857) bleef ongehuwd en werd gezinshoofd na de dood van haar ouders: moeder stierf op 27 mei 1905, vader op 17 juli 1908. Camiel (1859) trouwde in 1890 en ging boeren te Moorslede. Victor (1864) en Prudent (1870) bleven ongehuwd op Deefakker wonen. Gustaaf, tweelingbroer van Prudent (1870) werd eind december 1897 gewijd tot priester. Hij schreef twee boeken over geiten- en konijnenkweek. Eudonie (1874) vertrok na WOI naar Duitsland. Maria-Emelia (1878) trad in 1905 toe tot de Zuster van Liefde. Rufin (1872) werd handelaar en bouwde in de Meulebekestraat een cichoreiast die hij zelf uitbaatte. Medard Lammertyn (1867) trouwde met Euphrasie Vandeveire (1881). Ze zochten samen met hun dochtertje Juliana (1903) hun geluk in Detroit (USA). Daar werden Emiel (1905) en Aloïs (1907) geboren. Na het sterven van vader Pieter in 1908 kwam het koppel terug naar Ingelmunster. Op 2 januari 1909 verhuisde het gezin van Medard naar een hoeve in Meulebeke.
4. De periode van de Wereldoorlogen
In de twintigste eeuw werd Ingelmunster tweemaal opgeschrikt door een verwoestende wereldoorlog. Ook hoeve Deefacker – ondertussen onder de hoede van de familie Lammertyn – kwam in de frontlinie te liggen. In 1917 legden de Duitsers twee vliegvelden aan in Ingelmunster. Het eerste bevond zich langs de Izegemstraat. In juni 1917 werd een tweede vliegveld aangelegd, ditmaal langs de Meulebekestraat. Op een kouter van Deefakker, van aan café ‘De Renne’ tot aan café ‘De Crocodille’, werd een min of meer genivelleerd grasplein klaargemaakt. Bij de wal aan de hoeve werd een schuilhuis voor de piloten en grondpersoneel gebouwd, waarvan de resten nog zichtbaar zijn. Op 10 juni 1917 verongelukte een Duitse piloot bij het opstijgen. Hij werd de volgende dag begraven.
De aanleg van de vliegpleinen verhoogde de aanvallen van geallieerde vliegtuigen. Er vielen veel onschuldige slachtoffers. Op 11 juli 1917 werd Ingelmunster andermaal gebombardeerd. Martha Julia Lammertyn (geen familie van de landbouwersfamilie) werd ernstig getroffen en stierf aan de verwondingen. Er vonden ook nachtelijke aanvallen plaats. Op 6 juli 1917 kwamen vliegtuigen boven Ingelmunster die bommen wierpen naar Lammertyns vliegveld maar weinig schade veroorzaakten. De Duitsers zochten met zoeklichten aan de Lenteakker naar de vijandige tuigen. Het gevecht veroorzaakte een vier uur durend lawaai.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog stortte een Belgisch militair vliegtuig neer bij hoeve Lammertyn. Op 9 december 1939 vloog sergeant Hubert Dopagne tijdens een verkenningspatrouille boven Ingelmunster. Plotseling maakte het vliegtuig een duikvlucht en stortte het neer in een overstroomde weide dichtbij hoeve Deefacker. De hulp kwam snel op gang maar baatte niet voor de piloot. Onderzoek wees uit dat de crash het gevolg was van een defect aan het ademhalingstoestel waardoor de piloot bewusteloos geraakte.
Het vliegtuig stak diep in de grond: de aarde was nat en vuil. Met moeite geraakte een kraan van aannemer Oscar Verstraete bij het wrak. Bij het graven trok de kraan naast ijzer en aarde ook het levenloze lichaam van de piloot uit de grond. De toeschouwers huiverden van het tafereel. Een amateur-fotograaf maakte er een foto van. Het lijk werd in een kist gelegd en weggevoerd.
5. Een dynamische boerderij in de twintigste eeuw
Uiteindelijk bleven na 1920 vier ongetrouwde Lammertijns op de hofstede boeren. Emiel, oudste zoon van Medard, was de redder in nood. Hij kwam op Deefacker wonen en had een dynamische ingesteldheid. Hij trouwde in 1936 met Alexia Godelieve Dobbels (Meulebeke, 1913). Het echtpaar Lammertyn-Dobbels kreeg acht kinderen. Emiel verfraaide de hoeve, kocht de hofplaats en een deel van de nabijgelegen akkers in 1965.
Emiel was cichoreidroger, landbouwer, tabakplanter en teler van grove groenten. Hij zetelde in verschillende belangengroepen van cichorei- en tabaksplanters. Daarnaast was hij actief bij de Boerenjeugd. De Ingelmunsterse afdeling was de eerste van het land. Emiel Lammertijn was een fervente paardenliefhebber en richtte de stoeterij ‘Deefacker’ voor halfbloedpaarden op. Sinds de verfraaiingswerken troont een paardenkoets op het haantje van de huisklok boven het woonhuis. Het functioneerde als Angelus- en brandklokje: het meldde de etenstijden aan het werkvolk op de afgelegen velden, alsook het wel en wee op de hoeve zoals geboorten, brand…
Op het einde van de negentiende eeuw bouwde Pieter Lammertijn (sr.) een cichoreiast, die Emiel later moderniseerde. Na 1965 nam het gebruik af. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwde Emiel een tabaksast om tabaksbladeren sneller te drogen. De ast was een tiental jaar in werking. Deefacker was een gemengd bedrijf: een combinatie van akkerbouw en veeteelt. De akkerbouw (graan en aardappelen) had lange tijd het overwicht. Later werden ook groenten zoals prei en schorseneren en nijverheidsgewassen (tabak) geteeld. Op de boerderij waren steeds paarden, runderen, varkens en schapen aanwezig.
De hoevegronden lagen op Ingelmunster en Meulebeke. Nabij de gemeentegrens werd rond het midden van de twintigste eeuw ‘Lammertijns reke’ gebouwd, een zevental werkmanshuisjes ten behoeve van het hoevepersoneel (Krekelstraat). Het industrieterrein dat in de jaren 1960 werd aangelegd, nam een groot deel van de akkers van Deefacker in. Bij de onteigening ging 16 hectare landbouwgrond verloren (van de 42 hectare).
Emiel overleed in 1975. Pieter (1939), zijn oudste zoon, bleef als ongehuwde boer thuis wonen bij zijn moeder, die in 2001 overleed. De rest van de kroost zwermde uit en verliet één na één het huis. Pieter Lammertyn (jr.) was als gewezen ruiter bij de katholieke landelijke jeugd een groot paardenliefhebber. In juni 2013 overleed hij en kwam er een einde aan de actieve uitbating van de boerderij.
6. Bibliografie
– Archief heemkring Dadingisila (Dadizele), Archief de Croix, stukken i.v.m. Deefacker.
– 100 jaar Landelijke Gilde 1894-1994 Ingelmunster, s.l. [Ingelmunster], 1994.
– De Gunsch A., Metdepenninghen C. en Vanneste P., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n2, (Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede – Izegem – Lichtervelde), Brussel, 2001. [zie ook: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/51231%5D
– Goethals G., Landelijk leven te Ingelmunster, s.l. [Ingelmunster], 1994.
– Lammertyn R., De familie Lammertyn in Vlaanderen, onuitgegeven, [Ingelmunster], [1969].
– Luyten S. en Segers Y. red., Het Vlaamse platteland in de fifties, Leuven, 2012, p. 206-209.
– Verscheure S. en Vanhoutte D., ‘Bommen en granaten, neergestorte vliegtuigen. Het gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog’, Heemkundige Kring Den Hert, nr. 29 (1994), p. 4-59.
– Verscheure A. e.a., Ingelmunster na de Franse Revolutie, Ingelmunster, 2000.
– Verscheure A., ‘Ingelmunster tijdens de Eerste Wereldoorlog’, Heemkundige Kring Den Hert, nr. 47 (2008), p. 70-81.
Met oprechte dank aan Roeland Lammertijn, Lieve De Doncker, Albert Verscheure, Bertrand Nolf, Lucas Lammens, Gaby Goethals, Joël Dezeghere, Alma Samyn, Frank Develtere, Pierre Debruyne.